id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33746 | klein paard | ardenner: ardenner (Heerlerheide), pony: pǫni (Heerlerheide), shetlander: šɛtlɛndǝr (Heerlerheide) | Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 141], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9 |
17544 | klein persoon | kleine, een -: wat ene kleene (Heerlerheide), krauwel, een -: hêê is ene kRouwel (Heerlerheide), krots: hêê is ene krèùtsj (Heerlerheide) | klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1 |
20722 | klein stukje vlees of kaas | fiezzeltje: schj=ch van chocolade vezzelke (Heerlerheide), viezelke (Heerlerheide) | Kent u meuzeltje = klein stukje vlees of kaas? [N 16 (1962)] III-2-3 |
17543 | klein van gestalte | klein van gestalte: hee is klein van geschjalte (Heerlerheide) | klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1 |
33318 | kleine boerderij | goedje: gø̄tjǝ (Heerlerheide) | Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6 |
21338 | kleingeld | kleingeld: klé geld (Heerlerheide), pasgeld: pasgeld (Heerlerheide) | Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
26394 | klep | klep: klɛp (Heerlerheide) | De flap met vetergaten welke bij derbybottines en derbymolières los op de schoen ligt en maar aan één kant is vastgenaaid. [N 60, 26] II-10 |
18626 | klep (van pet) | klep: klep (Heerlerheide) | klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18499 | klep [wld ii.10, p. 25] | klep: klep (Heerlerheide) | Hoe heet de flap met vetergaten, die bij derbybottines en derbymoliäres los op de schoen lag en maar aan één kant was vastgenaaid (klep)? [N 60 (1973)] III-1-3 |
27670 | klerenbundel | pungel: (mv) pøŋǝlǝ (Heerlerheide [(Oranje-Nassau I-IV)] [Emma]) | De bundel kleren van een mijnwerker die via een katrolsysteem tegen het plafond wordt opgehangen. [N 95, 58] II-5 |