19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niet aantrekken:
dji moet oeg da ni oentrekken (P197p Heers)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
17990 |
(persoon met) bleek, flets gezicht |
ziek gezicht:
zik gezieg (P197p Heers)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
en noamfes (P197p Heers),
feest:
jomant ze fes vieren (P197p Heers),
feest vieren:
jomant ze fes vieren (P197p Heers),
patroon:
patraun vieren (P197p Heers),
patroon vieren:
patraun vieren (P197p Heers)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
hoofddoek:
ZND35,010b: Enkel gedragen door een paar oude vrouwen.
hyduk (P197p Heers),
hoofdneusdoek:
ZND35,010b: Sommige oude vrouwen dragen hem nog wel ten teeken van rouw.
huidnuisdoek (P197p Heers),
voile (fr.):
ZND35,010b: Wordt nog algemeen gedragen.
vòl (P197p Heers)
|
falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
Damesblouse.
kazevek (P197p Heers),
Een soort blouse gedragen door vrouwen van jaren.
kazwek (P197p Heers)
|
Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
aaks:
aks (P197p Heers),
ǫks (P197p Heers),
bijl:
bē̜l (P197p Heers)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
alemu[ə}s (P197p Heers),
⁄n almoes (P197p Heers)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
almoezenier (P197p Heers)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
hoǝmbēlt (P197p Heers),
õ̜nbīl (P197p Heers),
aanvilt:
ē̜nvīlt (P197p Heers)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
34496 |
aan de leg zijn |
leggen:
lęgǝ (P197p Heers)
|
Gezegd van kippen als ze in de legperiode zijn. [N 19, 50a; monogr.]
I-12
|