e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P197p plaats=Heers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiel kiel: ki-jel (Heers), kiəl (Heers) kiel [ZND A2 (1940sq)] || kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] III-1-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: skii̯tǝ (Heers) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: kin (Heers) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kienen kienen: kinə (Heers) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kies baaktand: buokta͂nt (Heers) een baktand (dikke tand) [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
kieskauwer keveraar: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kieverujer (Heers) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kietelen kietelen: kītələ (Heers, ... ) kittelen [ZND B1 (1940sq)] || kittelen, kriebelen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
kikker kwakvros: kwakvroͅs (Heers), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakvrōͅs (Heers), vros: vrōͅs (Heers), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  vrōͅs (Heers) kikvors [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] || kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril vrosseneieren: vroͅsəɛi̯ər (Heers) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: vroͅsəɛi̯ər (Heers) kikkerrit [RND] III-4-2