e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P197p plaats=Heers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidse smis(se): smī.s (Heers) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smidsgereedschap getuig: gǝtøx (Heers) De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.] II-11
snede van het blad van de zeis snede: snęi̯.ǝ (Heers) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
sneeuwen sneeuwen: snouwə (Heers) sneeuwen [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: snóów (Heers) sneeuw [RND] III-4-4
sneltrein blok: nə blok (Heers), bloktrein: ənə bloktreejən (Heers), expres (<fr.): nən ɛksprɛs (Heers) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snoepen snoepen: snupə (Heers) snoepen [ZND B1 (1940sq)] III-2-3
snot snotkop: snotkop (Heers) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snuit snuit: snau̯t (Heers), snǭǝ.t (Heers), tromp: trou̯mp (Heers) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9
snuit van de wagen snuit: snǭt (Heers), snǭǝt (Heers) De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d] I-13