e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P197p plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gleiswerk aardewerk: jādǝwęrǝk (Heers) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijbaan schuifaf: [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  schuifaf (Heers) het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] III-3-2
glijden sleuren: sloeure (Heers) hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] III-1-2
glimworm vuurmade: vuurmoï (Heers), vuərmōͅwə (Heers), vuurworm: vuurwoeurm (Heers), vuurwøͅrm (Heers) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
gloria gloria (lat.): gloria (Heers) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
god de vader god de vader: God de voader (Heers) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godsdienstonderricht op zondag catechismusles: kātekiesjemĕsleis (Heers) Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)] III-3-3
godslamp godslamp: goodslamp (Heers) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
godslasteren godslasteren: godsla͂steren (Heers) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3
godslastering godslastering: godsla͂stering (Heers) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3