17617 |
lip |
lip:
lep (P197p Heers),
lip (P197p Heers, ...
P197p Heers),
lippə (P197p Heers)
|
een lip [znd A1 (1940sq)] || lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
le ̝p (P197p Heers)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.) van onze-lieve-vrouw:
de littenie van os-lievroa (P197p Heers)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litteikə (P197p Heers)
|
litteken [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
23445 |
liturgische gewaden |
kazuifels:
kaseufel (P197p Heers)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
brullen:
brølǝ (P197p Heers)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
laof (P197p Heers),
tlo.uf (P197p Heers)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31186 |
loodgieter |
gotenman:
guatǝman (P197p Heers),
loodgieter:
lǫwt˲gitǝr (P197p Heers),
pompenman:
pumpǝmān (P197p Heers),
zingueur:
zɛǝŋø̜r (P197p Heers)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
21686 |
loon |
verdiensten:
ps. omgespeld volgens IPA.
vər’dinstə (P197p Heers)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
dən laop van e gewiejər (P197p Heers)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|