22320 |
maandag na driekoningen |
verloren maandag:
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
verloren maandag (P197p Heers)
|
de naam voor de maandag na Driekoningen [koppermaandag, verloren maandag, floramaandag] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
25165 |
maansverduistering |
maneclips:
moënneklips (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
eclips (van de maan) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25162 |
maanx |
maan:
moewən (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
maan [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)]
III-4-4
|
33107 |
maat houden bij het dorsen |
slaghouden:
šlǭ.xhā (P197p Heers)
|
Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32984 |
mais |
turkentarwe:
tø̜.rǝkǝtɛrǝf (P197p Heers)
|
Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b]
I-4
|
26638 |
malooi |
malooi:
mǝluǝ (P197p Heers),
zak:
zak (P197p Heers)
|
De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
20205 |
man |
man:
de maan ès aad (P197p Heers),
diə mā[ə}n (P197p Heers),
is diə man hejə (P197p Heers),
ma.n (P197p Heers),
man (P197p Heers, ...
P197p Heers),
weei heeët dije moan (P197p Heers),
whei hejet deze man (P197p Heers)
|
die man [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] || man [RND], [RND], [ZND 11 (1925)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] || Vertaal in uw dialect: hoe heet die man? [ZND 48 (1954)]
III-3-1
|
26825 |
mand |
banst:
bãs (P197p Heers),
bās (P197p Heers),
bǭs (P197p Heers)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
33768 |
manen |
manen:
mōǝnǝ (P197p Heers)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
17713 |
mannelijk geslachtsorgaan |
gemacht:
het gemech (P197p Heers)
|
mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|