e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rustaltaar rustaltaar: ĕ ruisaltaar (Heers) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: ruistə (Heers) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
ruw opengebijsd: opgebes (Heers) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw worden openbijzen: mən han bɛizən opə (Heers) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sakramentsprecessie (Heers) De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)] III-3-3
sacristie sacristie: sakristij (Heers) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salueren salueren (<fr.): saluieére (Heers) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
samenspannen een complot maken: n komplot makke (Heers) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
sanctus sanctus (lat.): sanctus (Heers) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
saus saus: sóóz (Heers) saus [RND] III-2-3