19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
mərmīt (P197p Heers)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
sou̯ptrirīn (P197p Heers)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18196 |
sok |
sok:
zok (P197p Heers),
voetsel:
e"zoals in dus.
vetzels (P197p Heers),
tot onder de knie
veitsel (P197p Heers)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldo.ət (P197p Heers)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
soldu.ətə (P197p Heers)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
33222 |
sorteren met de hand |
onderrapen:
onǝrǭpǝ (P197p Heers)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
schei:
skęi̯ (P197p Heers),
speek:
spīk (P197p Heers),
speken:
spęi̯kǝ (P197p Heers)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
skø̜p (P197p Heers),
sxø̜p (P197p Heers),
spade:
spāi̯ (P197p Heers)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17782 |
speeksel |
spuw:
spouw (P197p Heers)
|
speeksel [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo.wə (P197p Heers),
spouwə (P197p Heers)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|