| 20745 |
taart |
gteau (fr.):
met toelichting van de bereidingswijze
gatau (P197p Heers)
|
fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)]
III-2-3
|
| 23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (P197p Heers)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 19667 |
tafel |
tafel:
tofəl (P197p Heers),
toͅfəl (P197p Heers)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
| 19530 |
tafelmes |
tafelmes:
tofəlmeͅi̯əs (P197p Heers)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24727 |
takken (coll.) |
kop:
kop (P197p Heers),
koͅp (P197p Heers),
krop:
krop (P197p Heers)
|
takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
| 17760 |
tand |
tand:
tand (P197p Heers)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
| 33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (P197p Heers
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
| 32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tãn (P197p Heers)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
| 18068 |
tandpijn |
pijn zijn tanden:
peen m`n taaən (P197p Heers),
tandpijn:
tandpɛin (P197p Heers)
|
ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
| 20357 |
tante |
tant:
taant (P197p Heers),
ta͂nt (P197p Heers),
tânt (P197p Heers)
|
tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|