19982 |
trom |
trommel:
tromməl (P197p Heers)
|
Trommel. [ZND B2 (1940sq)]
III-3-2
|
22861 |
trommeltje |
trommel:
truməl (P197p Heers)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
22672 |
trompet |
trompet:
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
trompet (P197p Heers)
|
het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33595 |
tros vruchten |
trossel:
troəsel (P197p Heers)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
19317 |
trots |
hovaardig:
hoviaadig (P197p Heers)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
20428 |
trouwboekje |
trouwboekje:
trauwbeukske (P197p Heers)
|
het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
traawe (P197p Heers)
|
Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20176 |
trouwring |
trouwring:
trauwrink (P197p Heers)
|
een trouwring [N 96D (1989)]
III-2-2
|
34293 |
tuierpaal |
tuierijzer:
tørɛzǝr (P197p Heers),
tuierijzerpilot:
tøręzǝrplǫt (P197p Heers)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
19749 |
tuinhuisje |
lommerhuis:
lumərhoͅəs (P197p Heers)
|
zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|