19458 |
blaker |
kaarsenschotel:
kāsəsxoͅtəl (P197p Heers),
schoteltje:
sxotəlkə (P197p Heers)
|
het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
29838 |
blaren |
blaren smijten:
smet˱ blǭrǝ (P197p Heers)
|
Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.]
II-9
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleek gezieg (P197p Heers),
h`es zoe bleek (P197p Heers),
hieje is zoe bleik (P197p Heers)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blève (P197p Heers)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
⁄t bliksemp (P197p Heers, ...
P197p Heers),
⁄t bliks⁄mt (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17785 |
blind |
blind:
bleind (P197p Heers)
|
blind [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blīnkə (P197p Heers)
|
blinken [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blud (P197p Heers)
|
bloed [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blyjə (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
bloeden [ZND A2 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedpens:
bloedpens (P197p Heers),
bluu̯tpɛ̄.ns (P197p Heers)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|