21393 |
verliezen |
verliezen:
verlieze (P197p Heers)
|
wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
25098 |
vernielen |
verdestrueren:
verdisterwiëre (P197p Heers)
|
vernielen [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
23249 |
verplichte feestdag |
verplichte feestdag:
ene verplīgte fesdaag (P197p Heers)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
verschēning hĕbbe (P197p Heers)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
versieren:
de stroate versiere veu de prossessie (P197p Heers)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
verslette (P197p Heers)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
22349 |
verstoppertje spelen |
lonkkat spelen:
launkat spelen (P197p Heers)
|
Verstoppertje spelen.
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstok (P197p Heers)
|
ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kind:
e bedoeurve keend (P197p Heers)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vɛ.spərs (P197p Heers),
vejspers (P197p Heers)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|