e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarden pot aarden pot: jādǝ pǫt (Heers), stenen pot: stęjnǝ pǫt (Heers) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: i̯ādəweͅrək (Heers) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aars kont: kǫ.nt (Heers) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
aartsbisschop aartsbisschop: aertsbiskop (Heers) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aartsengel (Heers) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aas in het kaartspel aas: hatten oe-es (Heers), klāvərən ààs (Heers), uu-es (Heers) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: klaveren aas (kaartspel). [ZND B2 (1940sq)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
absolutie absolutie (<fr.): de absolutie (Heers) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt kloosteroverste: kloestereuverste (Heers) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
abuis mis: das miəs (Heers), verdoold: djie-je zee-jet verdoëlt (Heers), ook materiaal znd 19a,6  djie-je zee-jet verdoëlt (Heers) abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achterdocht achterdenk: ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  aterdang (Heers), achterdenken: ich ha doewe gen achterdenke op (Heers), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  achterdenke (Heers), achterdocht: ich hoe gen aterdaug (Heers) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4