19633 |
dampen |
dompen:
dumpə (P197p Heers)
|
dampen, wasemen [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
17805 |
dansen |
dansen:
dāstə (P197p Heers)
|
dansen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
17702 |
darm |
darm:
deͅrm (P197p Heers)
|
een darm [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
de absolutie giejeven (P197p Heers)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23256 |
de avond luiden |
de avondklok luiden:
de oeavetklok lət (P197p Heers)
|
De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
catechismusles volgen:
kātekiesjemĕsleis vollegen (P197p Heers)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24052 |
de communie brengen aan een zieke |
ons heer brengen:
os hejer brenge (P197p Heers)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23471 |
de doodsklok luiden |
de doodsklok luiden:
de doodsklok git (P197p Heers),
de doodsklok luidt (P197p Heers)
|
Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32763 |
de eg |
eegd/eeg:
ęi̯x (P197p Heers),
eg:
ęx (P197p Heers)
|
Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.]
I-2
|
22613 |
de gaffel toezetten |
de vork toedoen:
de veurk too doewən (P197p Heers)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|