e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gaar murw: mørəf (Heers) murw (gaar gekookt) [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
gadeslaan? kijken naar: kik no oer zaokə (Heers), nagaan: zɛnə bui̯ gut nuəgòn (Heers) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gaffel vork: de veurk too doewən (Heers), də vərk (Heers) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
galgenaas bandiet: nə bandiət (Heers), deugniet: ənən deugniet (Heers), landloper: ənə la:ndluipər (Heers), schooi: ən skooi (Heers), vaurien (fr.): Van Dale (FN): vaurien, 1. deugniet, nietsnut; - 2. bengel, boefje, schoffie.  ənə vaaring (Heers), voyou (fr.): Van Dale (FN): voyou, schooier, deugniet, gannef.  nə voaíu / vəaiu (Heers) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1
galiot galiot: gǝljo (Heers) Kleine driewielige kar. Ze heeft een korte dissel met een oog, waaraan een koe of een paard via een zwenghout aangespannen werd. De galiot kan zowel een klein wieltje vooraan hebben als een slepend blok dat dient om het voertuig horizontaal tehouden. Het karretje diende om kleine lasten te vervoeren, bijvoorbeeld om klaver van het veld te halen of een zak graan naar de molen te brengen. [N 17, 41a-b; N G, 51 + 66a-d + 68a; JG 1b; L 27, 64; A 27, 23; A 42, 9a-b; Lu 5, 23, monogr.] I-13
galmgaten galmgaten: də galmgoətə (Heers), galmgoaten (Heers), schildgaten: de schieltgaotə (Heers) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] || Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)] III-3-3
galopperen galopperen: galo`piɛrǝ (Heers) De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f] I-9
gang gang: gang (Heers), gaŋ (Heers), gāŋk (Heers), voorhuis: vø͂ͅrəs (Heers) gang [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] || huisgang (waarlangs men binnentreedt) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
gapende wonde grote wonde: groutə wòn (Heers), open wonde: oope won (Heers) een gapende wonde [ZND 35 (1941)] III-1-2
garen garen: gãn (Heers), gǫn (Heers), gǭn (Heers), gǭǝn (Heers) Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.] II-7