e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q094p plaats=Hees

Overzicht

Gevonden: 1269
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rug van het blad van de zeis rug: ręx (Hees) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruggengraat rugstrang: reͅgstrānk (Hees) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: weͅrvel (Hees) [N 10 (1961)] III-1-1
rugriem rugriem: rugriem (Hees) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruiken ruiken: rîkə (Hees) ruiken [N 10b (1961)] III-1-1
ruin ruin: ręi̯n (Hees) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
runderhorzel, horzel hommel: homələ (Hees), horzel: horzel  joͅsələ (Hees) insect II [Goossens 1b (1960)] || insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve madenknoop: mōͅjknep (Hees) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee koebeesten: kui̯bēstǝ (Hees) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rusten rusten: r"jstə (Hees) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2