18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hut (L246c Hegelsom)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hø̄jǝ (L246c Hegelsom)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
20767 |
hoofdkaas |
persvlees:
paarsvleis (L246c Hegelsom)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L246c Hegelsom)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
hu:məs (L246c Hegelsom)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
hȳǝi̯ (L246c Hegelsom)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
32949 |
hooi binnenhalen |
binnenvaren:
benǝ(n)vārǝ(n) (L246c Hegelsom)
|
De algemene benaming voor het vervoeren van het hooi, van het veld waar het is gemaaid en gedroogd, naar de boerderij waar het zal worden opgeslagen als wintervoer. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. [N 14, 117; A 10, 17; A 16, 4b; L 38, 35; Lu 2, 34 II add.; monogr.]
I-3
|
19974 |
houtmolm |
molm:
molm (L246c Hegelsom)
|
houtmeel [DC 30 (1958)]
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splēntǝr (L246c Hegelsom)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (L246c Hegelsom)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|