31509 |
benzinesoldeerbout |
benzinesoldeerbout:
bɛnzīnǝsǫldīǝrbǫlt (L165p Heijen)
|
Soldeerbout die wordt verwarmd door middel van een in de bout ingebouwde benzinebrander. Zie ook afb. 185. Volgens de invuller uit Q 121 werd de benzineloodbout speciaal gebruikt voor buiten- en dakwerk en voor goten. De bout kon niet uitwaaien omdat de brandstof door middel van een pomp onder druk werd gebracht. [N 33, 195b; N 64, 16b]
II-11
|
18932 |
beredderen |
beredderen:
cf. Vd s.v. "beredderen"(overg.) = schikken, in orde brengen
beriddere (L165p Heijen)
|
beredderen [SGV (1914)]
III-1-4
|
19540 |
berkenbezem |
rijsbezem:
rīs˂bɛsəm (L165p Heijen)
|
bezem van twijgen
III-2-1
|
26051 |
berrie |
berries:
bø̜ris (L165p Heijen),
kaarbomen:
kaarbomen (L165p Heijen)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.]
I-13, II-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
bəsxyt (L165p Heijen)
|
beschuit
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
luiwijvenpap:
løͅi̯wīvəpap (L165p Heijen)
|
beschuitepap
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
krallen:
kralǝ (L165p Heijen)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
31614 |
beslaghamer, hoefhamer |
hoefhamer:
hufhāmǝr (L165p Heijen)
|
Klauwhamer met vierkante of ronde baan, waarmee hoefnagels worden ingeslagen. De klauw van de hamer wordt gebruikt om nagels die in een verkeerde richting gaan, weer terug te trekken. Een hoefnagel verkeerd in de hoef slaan, werd in L 424 ɛvernagelenɛ (varnē9gala) genoemd. Zie ook afb. 231.' [N 33, 61; monogr.]
II-11
|
19687 |
bestek |
geschier:
gəsxir (L165p Heijen)
|
tafelbestek
III-2-1
|