e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nijdnagel sprintnagel: sprintnāgel (Heijen) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
nijptang knijptang: kniptaŋ (Heijen), knīptaŋ (Heijen) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
niks waard niks waard: werd (Heijen) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
noemen noemen: noemə (Heijen) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nok vorst: vorst (Heijen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noot noot: nōt (Heijen), nøͅt (Heijen) noot III-2-3
nootmuskaat nootmuskaat: nōt˂bəsxōͅt (Heijen) nootmuskaat III-2-3
ochtend (vanmorgen ochtend: mèrgen (Heijen) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  kānt (Heijen), oever: oever (Heijen) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-4-4
oeverzwaluw aardzwalf: è(è)rdzwélf (Heijen) oeverzwaluw III-4-1