24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
iefkes (L165p Heijen),
Opm.: dit zegt men veel meer/vaker.
èfkəs (L165p Heijen),
ogenblikje:
oogenblikske (L165p Heijen)
|
eventjes || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
nut (L165p Heijen),
nutten (L165p Heijen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
20547 |
olie |
olie:
ollie (L165p Heijen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ǫli[verf] (L165p Heijen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33745 |
omheinen |
afrasteren:
āfrāstǝrǝ (L165p Heijen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
gelint:
gəlēnt (L165p Heijen),
gəlīnt (L165p Heijen),
tuin:
tyn (L165p Heijen)
|
omheining || staketsel, afrastering
III-2-1
|
17917 |
omhelzen |
omhelzen:
umhelzen (L165p Heijen)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31423 |
omslagboor |
zwengelboor:
zweŋǝlbǭr (L165p Heijen)
|
Handboor met een C-vormige beugel. De omslagboor wordt onder meer gebruikt om bramen van geboorde gaten te verwijderen, om gaten af te schuinen en om schroeven in en uit te draaien (Van Houcke, pag. 513). [N 33, 153]
II-11
|
34211 |
omweiden |
omscharen:
ømsxǭrǝ (L165p Heijen)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25087 |
onbelangrijk |
weinig:
ps. boven de ´ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
wĕnnig (L165p Heijen)
|
weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|