23200 |
bidden |
beden:
bêje (L165p Heijen)
|
bidden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20450 |
bidprentje |
dodenprentje:
zie dödspri.ntje
döjepri.ntje (L165p Heijen),
doodsprentje:
dödspri.ntje (L165p Heijen)
|
bidprentje
III-2-2
|
23201 |
biechten (gaan) |
biechten (gaan):
biechte (L165p Heijen)
|
biechten [SGV (1914)]
III-3-3
|
20830 |
bier |
bier:
bier (L165p Heijen)
|
bier [SGV (1914)]
III-2-3
|
24522 |
bies |
bies:
bie.s (L165p Heijen)
|
bies
III-4-3
|
33502 |
bieslook |
pijpjeslook:
piepkeslook (L165p Heijen)
|
bieslook
I-7
|
34238 |
biestmelk |
biest:
bis (L165p Heijen),
bist (L165p Heijen)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33252 |
bietenkapmes |
lang mes:
laŋ mɛs (L165p Heijen)
|
Speciaal voor dit doel vervaardigd lang gebogen mes, "met een handvat als van een zaag", merkt de zegsman in L 322 op. Het werd gedaan met een "gewoon mes", een "broodmes" in: K 278, 357, L 211, 265, 282, 286, 291, 314, 322a, 324, 355, 355a, 366, 413, 416, 420, P 176, Q 2, 4, 72; met "de sikkel" in K 359, L 331, 355, 370, 374, Q 2, 2b, 99*; onder de "zessel" en de "hiep" wordt een hakmes verstaan. [N 12, 47; monogr.]
I-5
|
33251 |
bietenkopper |
schoffel:
sxufǝl (L165p Heijen)
|
Schoffelvormig stuk gereedschap gebruikt om loof van bieten af te steken, soms als deze nog in de grond staan, soms ook als ze al gerooid zijn. In de volgende plaatsen wordt opgemerkt dat voor dit afsteken de schup of de spade wordt gebruikt: L 163, 163a, 164, 165, 215, 266, 324, 329, 371a, 383, 416, 429a, Q 14, 94b, 101, 111 en 198b. Als er sprake is van een kapmes is de opgave in het lemma Bietenkapmes ondergebracht. [N 18, 54; monogr.; add. uit N 12, 47]
I-5
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
groen:
grȳn (L165p Heijen),
mangelenkoppen:
maŋǝlǝkø̜p (L165p Heijen),
toppen:
tø̜p (L165p Heijen)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|