17831 |
plukken |
plukken:
plukken (L165p Heijen)
|
plukken [SGV (1914)]
III-1-2
|
33484 |
plukken, van fruit |
plukken:
plukke (L165p Heijen)
|
plukken [SGV (1914)]
I-7
|
33707 |
poel |
poel:
pūl (L165p Heijen)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
puul (L165p Heijen)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31211 |
poelie |
poelie:
puli (L165p Heijen)
|
Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.]
II-11
|
20762 |
poffertje |
poffertje:
pøfərkə (L165p Heijen)
|
poffertje, oliebol
III-2-3
|
19418 |
poken |
poken:
pōəkə (L165p Heijen),
porkelen:
pøͅrkələ (L165p Heijen),
porken:
poͅrkə (L165p Heijen),
pøͅrkə (L165p Heijen),
rakelen:
rōͅkələ (L165p Heijen)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (L165p Heijen)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
31639 |
pompzwengel |
pompenstang:
pōmpǝstaŋ (L165p Heijen)
|
Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.]
II-11
|
21536 |
ponder |
ponder:
hoofdzakelijk vör vodde of loompe te wegen
punder (L165p Heijen)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|