22853 |
schutters |
schutters:
schutters (L165p Heijen)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
sxȳr (L165p Heijen)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
31549 |
schuurlinnen |
schuurlijnen:
sxūrlīnǝ (L165p Heijen)
|
Strook linnen waarop korrels schurend materiaal geplakt zijn. Vaak is dit amaril, fijngemalen aluminiumoxide, of carborundum, een zeer harde soort aluminiumoxide. Schuurlinnen wordt vooral gebruikt bij het schuren en polijsten van metalen. [N 33, 234-235; N 64, 56b]
II-11
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxūrpapīr (L165p Heijen)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.]
II-11
|
31550 |
schuursteen |
schuursteen:
sxūrstēn (L165p Heijen)
|
Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.]
II-11
|
19369 |
schuurtje |
schuurtje:
schŭŭrke (L165p Heijen)
|
schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19706 |
schuurzand |
schuurzand:
sxūrzānt (L165p Heijen)
|
schuurzand, scherp zand om potten en pannen te schuren
III-2-1
|
31328 |
sergeant |
lijmtang:
limtaŋ (L165p Heijen)
|
Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274]
II-11
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
kru(.)jnaagel (L165p Heijen),
kruudnaagel (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
kruinagel:
kru(.)jnaagel (L165p Heijen),
nagelbloem:
naagelbloem (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
nagelbloem (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
[SGV (1914)]sering [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
dek:
deͅk (L165p Heijen)
|
sierkleedje
III-2-1
|