e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
streng (bn.) streng: streen (Heijen) streng (bijv. nw.) [SGV (1914)] III-1-4
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] streng: string (Heijen) streng (garen) [SGV (1914)] III-1-3
strengen karketting: karkɛteŋ (Heijen) Aanvulling van het lemma strengen in wld I.10: kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. [N 17, 26; N 5A II, 59c; monogr.] I-13
strijkbord, riester riester: ristǝr (Heijen) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
strijkijzer strijkijzer: strik˂īzər (Heijen) strijkijzer III-2-1
stro strooi: stroi̯ (Heijen) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stroef sleeuw: slijej tand (Heijen), stroef: stroef (Heijen) sleeuwe tanden [SGV (1914)] || stroef (een ~ man) [SGV (1914)] III-2-3, III-3-1
stronk van een struik poest: ènne poest (Heijen) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, boomstronk boks: boks (Heijen), stronk: stroŋk (Heijen) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
strontvlieg strontvlieg: stró.ntvlie.g (Heijen) strontvlieg III-4-2