21377 |
stuiver |
stuiver:
nog een v-tje op de u
stüver (L165p Heijen)
|
stuiver [SGV (1914)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
plak grond:
plak grōnt (L165p Heijen),
stuk:
støk (L165p Heijen),
stukje grond:
støkskǝ grōnt (L165p Heijen)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
stuk wilde grond:
støk wēldǝ grōnt (L165p Heijen)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
einden:
ɛndǝ (L165p Heijen)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
18929 |
stuntelen |
aanklooien:
Ik kloj mar wat én óp d¯n trèkbuu.l Hïj zè.j noks én lie.t de blaage mar wat énklojje
énklojje (L165p Heijen),
haffelen:
Stôt nie mit die vaos te haffele, drék lôtte ze valle
haffele (L165p Heijen)
|
aanmodderen, maar iets doen || onhandig doen
III-1-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
sükker (L165p Heijen)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikerbiet:
sȳkǝrbit (L165p Heijen)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20785 |
suikerbrood |
klontjesweg:
klø̄ntjəsweͅk (L165p Heijen)
|
suikerbrood
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikeroom:
suŭkeroom (L165p Heijen)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertante:
suŭkertānte (L165p Heijen)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|