e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuchten knuchen: Grötfât knuchte bij ¯t bukke; cf. WNT VII-2, kol. 4822, s.v. "knuchen"2. kortademig zijn, hijgen  knuchte (Heijen) zuchten III-1-4
zuigen zuigen: zuuge (Heijen), zūūge (Heijen), zy(3)̄gə (Heijen) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] III-2-3
zuigfles tutfles: tutflés (Heijen) zuigfles III-2-2
zuinig zuinig: zünnig (Heijen) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zuiveren vloeien: vloeien (Heijen) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zuster zuster: zu.ster (Heijen), zuster (Heijen), geen gezamenlijk woord  zuster (Heijen) zus, zuster || zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zuurdesem desem: deͅsəm (Heijen), zuurdeegsel: zūrdeͅxsəl (Heijen) brooddesem || zuurdeeg III-2-3
zuurkool tonnenmoes: tonəmūs (Heijen), zuurmoes: zoermoes (Heijen) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zuurkoolstamppot kappesmoes: kapəsmūs (Heijen) gestampte witte kool, zuurkool III-2-3
zwaaien zwaaien: zwüjen (Heijen) zwaaien [SGV (1914)] III-1-2