e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwerm zwerm: zwę̄rm (Heijen) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwermen zwermen: zwę̄rmǝ (Heijen) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: zweeten (Heijen) zweten [SGV (1914)] III-1-2
zwijgen zwijgen: zwiegen (Heijen) zwijgen [SGV (1914)] III-3-1
zwik zwik: zwek (Heijen) De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369] II-11
zwoegen beren: Da was d¯n heelen dag bèère geblaoze óp de stènaove  bèère (Heijen), moren: O.ns vöré.lders hèbbe wa gemoord ien dit Génnepse la.nd  moore (Heijen), piezakken: Wïj piezakte dat ¯t zweet óns vör de kop stó.nd We mósse fli.nk piezakke um óp tied klaor te kómme  piezakke (Heijen), rakkeren: Ik hèb fli.nk mótte rakkere um óp tied klaor te kómme  rakkere (Heijen), sloven: Zïj hèt hör heele lèève gesloofd  sloove (Heijen), woelen: Wa hèbbe wïj mótte wuu.le vör ó.ns gé.ld  wuu.le (Heijen), wroeten: Hard vruu.te, wènnig verdie.ne  vruu.te (Heijen), zwoegen: zwoegen (Heijen) doorwerken, jakkeren || hard werken || ploeteren, zwoegen || sloven, zwaar werk doen || wroeten, zwoegen, ploeteren tobben || zwoegen || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)] III-1-4
zwoord spekzwaard: spɛk˃zwōͅrt (Heijen), zwaard: zwoard (Heijen), zwōͅrt (Heijen), zwoerd: zwūrt (Heijen) spekzwoerd || zwoerd || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3