e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarden pot aarden pot: ē̜rdǝ pǫt (Heijen) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardmannetje (kabouter) aardmannetje: erdmenneke (Heijen), erdmänneke (Heijen) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aarzelen aarzelen: oarzele (Heijen), dreumelen: Nie droemele, dörloope  droemele (Heijen), zie droemele  drummele (Heijen) aarzelen [SGV (1914)] || aarzelen, dralen III-1-4
aas in het kaartspel aas: rütten oas (Heijen) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
achterdocht achterdocht: āchterdocht (Heijen) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achtereen, na elkaar achtereen: a(.)chterèn (Heijen) achtereen, na elkaar III-4-4
achtergebleven hooi harken bij mekaar herken: bęi̯ mǝkǭr hɛrǝkǝ (Heijen) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterijzer achterijzer: axtǝrīzǝr (Heijen) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achternaafband ijzeren band: īzǝrǝn bānt (Heijen) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterschijf stootplaat: stōtplāt (Heijen) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11