17627 |
hals |
hals:
hals (L165p Heijen),
halsen (L165p Heijen),
hāls (L165p Heijen)
|
hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)]
III-1-1
|
26222 |
hals van de as |
hals:
hals (L165p Heijen)
|
Het gedeelte van de molenas dat op het metalen of hardstenen lager rust of draait. In geval van een houten as werd dit gedeelte vaak versterkt met smalle stroken ijzer, die in de lengterichting van de as werden aangebracht en waaromheen weer metalen banden werden bevestigd om het geheel bijeen te houden. Zie ook afb. 45 en de toelichting bij het lemma ɛlemmersɛ.' [N O, 10i; A 42A, 6]
II-3
|
26304 |
hals van de kleine spil |
hals:
hals (L165p Heijen)
|
Het (dikke) gedeelte van de kleine spil dat zich in de steenbus van de ligger bevindt. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛhals van het staakijzerɛ.' [N O, 16c; A 42A, 23]
II-3
|
18255 |
halsketting |
ketting:
eene golde kètting (L165p Heijen)
|
gouden [een - ketting] [SGV (1914)]
III-1-3
|
26234 |
halssteen |
baansteen:
baansteen (L165p Heijen)
|
Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4]
II-3
|
33927 |
halster |
halster:
hɛlstǝr (L165p Heijen),
muntel:
møntǝl (L165p Heijen)
|
Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-11
|
20820 |
ham, hesp |
ham:
ham (L165p Heijen),
schink:
schink (L165p Heijen),
sxeŋk (L165p Heijen),
sxēŋk (L165p Heijen)
|
(rauwe gedroogde) ham || ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hand (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
hānd (L165p Heijen)
|
hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
31934 |
handboor, fretboor |
handboor:
hãnt˱bō̜r (L165p Heijen)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
33305 |
handcultivator |
cultivator:
kyltivātor (L165p Heijen)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|