19534 |
hecht van een mes |
hecht:
hicht (L165p Heijen)
|
heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
20363 |
heeroom |
heeroom:
oom die priester is
heeroome (L165p Heijen)
|
heeroom
III-2-2
|
18015 |
hees, schor |
hees:
hèsch (L165p Heijen)
|
hees [SGV (1914)]
III-1-2
|
24168 |
heggenmus |
blauwmannetje:
blawménneke (L165p Heijen)
|
heggemus
III-4-1
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
heͅi̯bɛsəm (L165p Heijen)
|
bezem van hei gemaakt
III-2-1
|
31656 |
heiblok |
heiblok:
hęjblǫk (L165p Heijen)
|
Zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn bevestigd. Het heiblok wordt bij het aanleggen van een pomp gebruikt bij het in de grond slaan van buizen. Zie ook afb. 245 en het lemma ɛhandheiɛ in WLD deel II.9, pag. 53. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het heien van funderingspalen. Het woordtype heiblok op drie-/drijpoot is van toepassing op een trekhei, een heistelling in de vorm van een driepoot waaraan een katrol is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok is vastgemaakt. Het toestel wordt door spierkracht of met behulp van een stoommachine, een elektromotor of een verbrandingsmotor aangedreven. In de laatste drie gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van een liertoestel. Zie ook het lemma ɛtrekheiɛ in WLD deel II.9, pag. 54. In P 219 werden de buizen met behulp van een voorhamer (v0rhqm9r) in de grond gedreven.' [N 33, 336]
II-11
|
31655 |
heikap |
heikop:
hęjkǫp (L165p Heijen)
|
Stevig stuk metaal dat bij het heien ter bescherming op de zuigleidingfilter of op de zuigleiding wordt geschroefd. Zie ook afb. 244e. Volgens de invuller uit L 165 werd een heikop gebruikt om te verhinderen dat de buis tijdens het heien barstte. In L 217 werd een heikop op de buis geschroefd om het kantelen ervan te voorkomen. [N 66, 49v; N 33, 336 add.]
II-11
|
23208 |
heilig |
heilig:
hellig (L165p Heijen)
|
heilig [SGV (1914)]
III-3-3
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heikoens:
heikoens (L165p Heijen)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
26734 |
heizode |
bult:
bø̄lt (L165p Heijen),
bø̜lt (L165p Heijen),
heiplag:
hęi̯plax (L165p Heijen),
plag:
plax (L165p Heijen),
ros:
ros (L165p Heijen)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|