33708 |
heizode los- en stukploegen |
kortmaken:
kǫrtmākǝ (L165p Heijen)
|
[N 27, 16]
I-8
|
33725 |
hek |
hekken:
hɛkǝn (L165p Heijen)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
hekken:
hękǝ (L165p Heijen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
hekken:
hekken (L165p Heijen)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
26148 |
hekken |
hekwerk:
hekwerk (L165p Heijen)
|
Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.]
II-3
|
26154 |
hekscheien |
scheien:
scheien (L165p Heijen)
|
De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32]
II-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
gaaruit:
Truj is gaoruut ien de war.
gaoruut (L165p Heijen),
Ziede gïj gaort gék!
gaort (L165p Heijen),
stik:
Dn bé.rg gèt hie.r stik af; t is enne stikke wèg. Zus is nog nie stik bèèter. t Is daor nie stik zö die.p. t Wördt zoo stikskes tied dat ie ku.mt (langzamerhand). tw. stik!: Stik, ik bin mien knip vergèète!
stik (L165p Heijen)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (L165p Heijen)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
himmel (L165p Heijen)
|
hemel [SGV (1914)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (L165p Heijen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|