e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het kalf afdraaien afdraaien: afdrɛjǝ (Heijen) Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a] I-11
het vuur aansteken aanstoken: anstoaken (Heijen) aanstoken [SGV (1914)] III-2-1
het vuur doven uitdoen: yt˂dūn (Heijen), uitluiden: ytlø͂ͅi̯ə (Heijen) doven || uitdoven III-2-1
hete bliksem hemel en aarde: heməl ɛn ēͅrt (Heijen) hete bliksem III-2-3
heten heten: hĭĕte (Heijen), hètte (Heijen) heeten [SGV (1914)] || heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukeling weeropper: wɛ̄rø̜pǝr (Heijen) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden strouwen: strǫu̯ǝ (Heijen) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heulbank heulbank: hø̜̄lbaŋk (Heijen) Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.] II-12
heulen uitheulen: ythø̜̄lǝ (Heijen) Op de heulbank met behulp van dopbeitel en klompenmakersboren de binnenkant van de klomp uithollen. Na het uitvoeren van de uithollingswerkzaamheden wordt aan de heulbank de binnenkant van de klompen nog met messen en haken bijgewerkt en glad afgewerkt. [N 97, 65; A 29, 2 add.] II-12
heup heup: heup (Heijen), Uitstekend bekken.  hēūp (Heijen) heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1