34321 |
krul in de staart |
krolstaart:
krǫlstat (P219a Heiselt)
|
[N 76, 16]
I-12
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
kudde:
køt (P219a Heiselt)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
34329 |
lang varken |
lang varken:
laŋk vē̜rǝkǝ (P219a Heiselt)
|
Varken met een lange rug. [N 76, 20]
I-12
|
34207 |
mond- en klauwzeer |
pootziekte:
puu̯tziktǝ (P219a Heiselt)
|
Ziekte waarbij de mond en de klauwen van de varkens zijn aangetast; de dieren weigeren alle voedsel. Het is een besmettelijke ziekte. [N 76, 53; A 48a, 21; monogr.]
I-12
|
34310 |
onvruchtbaar vrouwelijk varken |
kwee:
kwēi̯ǝ (P219a Heiselt)
|
Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c]
I-12
|
33796 |
poot |
poot:
puu̯ǝt (P219a Heiselt)
|
[N 76, 12]
I-12
|
34371 |
ringtang |
tromptang:
tromptaŋ (P219a Heiselt)
|
Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47]
I-12
|
21733 |
roede |
goot:
gǫu̯t (P219a Heiselt)
|
Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.]
I-12
|
21368 |
schreeuwen |
brullen:
brølǝ (P219a Heiselt)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34338 |
slobberend geluid maken |
slobberen:
slubǝrǝ (P219a Heiselt)
|
Bij het eten een slobberend geluid maken. [N 76, 34]
I-12
|