e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestplakken verspreiden stronten breiden: strǫ.ntǝ brɛ̄n (Helchteren) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestvaalt mesthoop: møͅstup (Helchteren), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mesthoep (Helchteren) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] I-7
mestvarken mestvarken: møstfɛ.rǝkǝn (Helchteren) Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.] I-12
met de linkerhand met de linkse hand: mit de lingse hand (Helchteren) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de poten roeren osweken: lǫswē̜kǝ (Helchteren) Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.] II-1
met de schop poten, kuiltjes maken kuilen: kø̜i̯lǝn (Helchteren) Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.] I-5
met de zweep slaan of geluid geven smakken: smakǝ (Helchteren), zwepen: zwīpǝ (Helchteren) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een priktol spelen -> een priktol bovenhands uitwerpen vingerdoppen: Een jongen legt zijn dop binnen den cirkel. De andere jongens kappen met hun dop op den leggenden dop om hem eruit te kappen. Als een der draaiende doppen na het draaien in den ring blijft liggen, mag de eerst zijn dop opnemen. Er moet altijd één dop in den ring blijven om op te kappen. Vele doppen worden alzoo ook in stukken gekapt, bijzonder als de ijzeren punten scherp zijn.  vingerdoppen (Helchteren) Welke bijzondere spelen doen de kinderen met de priktol? Beschrijf kort. [ZND 16 (1934)] III-3-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝn (Helchteren), bizǝ (Helchteren) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vǭ.rǝn (Helchteren) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10