e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegennet vliegenkleed: vligǝklit (Helchteren), vliegennet: vligǝnęt (Helchteren) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vlieger pierlewindvogel: pierlewindvogel (Helchteren), /  pierlewindvogel (Helchteren) Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || vlieger [SND (2006)] III-3-2
vlier klotsenhout: gecombineerd met ZND 8 055, idem  klotsenhout (Helchteren) vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vlinder pepel: piepel (Helchteren), pipəl (Helchteren) vlinder [ZND 16 (1934)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlo (enk.) vlo: vlôoi (Helchteren) vlo, vlooi [Willems (1885)] III-4-2
vloed, hoogtij vloed: vloed (Helchteren) vloed [ZND A2 (1940sq)] III-4-4
vloeiweide wetering: wētǝreŋ (Helchteren) Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58] I-8
vod vod: vod (Helchteren) Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)] III-1-3
voederbieten bieten: bitǝn (Helchteren), groene hals: grynǝn hals (Helchteren), rode hals: rōi̯ǝn hals (Helchteren) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen voederen: vōi̯rǝn (Helchteren) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11