33986 |
vliegennet |
vliegenkleed:
vligǝklit (L413p Helchteren),
vliegennet:
vligǝnęt (L413p Helchteren)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
22375 |
vlieger |
pierlewindvogel:
pierlewindvogel (L413p Helchteren),
/
pierlewindvogel (L413p Helchteren)
|
Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || vlieger [SND (2006)]
III-3-2
|
24499 |
vlier |
klotsenhout:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
klotsenhout (L413p Helchteren)
|
vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
pepel:
piepel (L413p Helchteren),
pipəl (L413p Helchteren)
|
vlinder [ZND 16 (1934)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vlôoi (L413p Helchteren)
|
vlo, vlooi [Willems (1885)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
vloed:
vloed (L413p Helchteren)
|
vloed [ZND A2 (1940sq)]
III-4-4
|
33668 |
vloeiweide |
wetering:
wētǝreŋ (L413p Helchteren)
|
Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58]
I-8
|
18217 |
vod |
vod:
vod (L413p Helchteren)
|
Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
33229 |
voederbieten |
bieten:
bitǝn (L413p Helchteren),
groene hals:
grynǝn hals (L413p Helchteren),
rode hals:
rōi̯ǝn hals (L413p Helchteren)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voederen:
vōi̯rǝn (L413p Helchteren)
|
Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.]
I-11
|