e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Helchteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: laĕggen (Helchteren), legən (Helchteren) leggen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
lei lei: ’n lei (Helchteren) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lēǝn (Helchteren), lɛ̄ǝ (Helchteren) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lęjǝn dāk (Helchteren) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lendenen en kuil miltkuil(en): mǭlkǫlj (Helchteren) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lente, voorjaar voortijd: veurtijd (Helchteren) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepel lepel: lepel (Helchteren) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leren schede eren valiesje: [leren] vǝlīškǝ (Helchteren), kardoes: kardus (Helchteren) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leugen leugen: l"gən (Helchteren), leugens (mv.): da sin leuges (Helchteren) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een leugen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
leunstoel zetel: ziətəl (Helchteren, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1