24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (L413p Helchteren)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
oksaal (L413p Helchteren)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)]
III-3-3
|
20701 |
oliebol |
smoutbol:
(m.).
smātboͅl (L413p Helchteren)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
smoutkoek:
smātkok (L413p Helchteren)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slā.xmø̄lǝn (L413p Helchteren)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L413p Helchteren)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
toǝn (L413p Helchteren)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
33651 |
omwalde akker |
schans:
sxans (L413p Helchteren)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (L413p Helchteren)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klâôr (L413p Helchteren)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|