33492 |
peer, soorten |
peer:
piér (L413p Helchteren),
pèr (L413p Helchteren)
|
[ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)]
I-7
|
20812 |
pekel |
pekel:
pīkǝl (L413p Helchteren)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.]
II-1
|
25454 |
pekelkuip |
kuip:
kǭp (L413p Helchteren),
pekelkuip:
pīkǝlkǭp (L413p Helchteren)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
34116 |
penis van de stier |
roede:
rui̯ (L413p Helchteren)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
geen gemakkelijke:
`t is gèene gemekkelike (L413p Helchteren)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
røtsǝl (L413p Helchteren)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pītərsel (L413p Helchteren),
peterselie:
petərsē.li (L413p Helchteren),
pītərsēli (L413p Helchteren)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
sxōͅl (L413p Helchteren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
schaalerwten:
sxōͅleͅ.rtə (L413p Helchteren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|