25420 |
pezen |
pezen:
pēzǝ (L413p Helchteren)
|
[N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.]
II-1
|
25421 |
pezen blootleggen |
trekpezen villen:
trɛkpēzǝ velǝ (L413p Helchteren)
|
Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.]
II-1
|
21734 |
pezerik |
pezerik:
pizǝrek (L413p Helchteren),
pī-jǝzǝrek (L413p Helchteren)
|
De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.]
II-1
|
18806 |
piekeren |
dromen:
he zaat doa altij te drume (L413p Helchteren),
koekeloeren:
koekeloeren (L413p Helchteren),
prakkiseren:
prakkezeeren (L413p Helchteren)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
22424 |
pijl |
pijl:
peil (L413p Helchteren)
|
Pijl. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
pijn (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren),
pɛ.in (L413p Helchteren)
|
pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
20876 |
pijpensteel |
staart:
stert (L413p Helchteren),
steel:
steel (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
33055 |
pikbinder |
pikbinder:
pek˱benǝr (L413p Helchteren)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18162 |
pil |
pil:
pøͅl (L413p Helchteren)
|
pil [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
20060 |
pioen |
pinkstbloem:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pinkstbloem (L413p Helchteren)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)]
I-7
|