17996 |
bibberen |
bibberen:
bubberen (L413p Helchteren),
rijderen:
rijeren (L413p Helchteren)
|
beven, bibberen [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
pere
ge moeh biën (L413p Helchteren)
|
Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
23201 |
biechten (gaan) |
biechten (gaan):
we gan bichten (L413p Helchteren)
|
We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
bieën (L413p Helchteren),
bijən (L413p Helchteren),
bījə (L413p Helchteren)
|
bieden [RND], [ZND 21 (1936)], [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (L413p Helchteren)
|
bier [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierpap:
bērpap (L413p Helchteren)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
biersoep:
bīrsoͅp (L413p Helchteren)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
biestmelk:
besmø̜.lǝk (L413p Helchteren),
bēsmølk (L413p Helchteren)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
bietenkruid:
bitǝkrǫu̯t (L413p Helchteren),
loof:
luf (L413p Helchteren)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
dunnen:
dønǝ (L413p Helchteren)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|