34022 |
rundvee |
beesten:
bīstǝ (L413p Helchteren),
rundvee:
rø.nt˱vi (L413p Helchteren),
vee:
vī (L413p Helchteren),
veestapel:
vistāpǝl (L413p Helchteren)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
rund-tesoep:
røntəsoͅp (L413p Helchteren)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
rōps (L413p Helchteren),
roͅps (L413p Helchteren)
|
rups [Willems (1885)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
røstn (L413p Helchteren),
meer open dan ABN
r"stn (L413p Helchteren)
|
rusten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18119 |
ruw |
ruw:
rou (L413p Helchteren)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rouwe keirel (L413p Helchteren),
rowe kiërel (L413p Helchteren)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
21547 |
ruïneren |
verruneren (<fr.):
alles vernielen
verreneweeren (L413p Helchteren),
de koeien hebben op vele plaatsen de omheining doorbroken, ze is verreneweerd
verreneweeren (L413p Helchteren)
|
woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldaten motten salueeren (L413p Helchteren)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
samenspannen:
spannen samen (L413p Helchteren)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
28797 |
satijn |
satijn:
satijn (L413p Helchteren)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|