33587 |
sjalot |
sjarlot:
šərloͅtən (L413p Helchteren)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅt (L413p Helchteren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
bl"ə ɛn XRüün gəslāgə (L413p Helchteren)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
25419 |
slachtbijl |
bijl:
bęjl (L413p Helchteren),
bęjǝl (L413p Helchteren)
|
Een bijl die gebruikt wordt voor het verwijderen van de runderhorens, runderkop, runderhoeven en runderpoten. Voor de mes-opgaven wat betreft het voorwerp waarmee men voornoemde handelingen verricht, zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 9. [N 28, 43; N 28, 45; N 28, 47; N 28, 49; monogr.]
II-1
|
25407 |
slachtbrug |
varkensleertje:
vɛrkǝslīrkǝ (L413p Helchteren)
|
De houten brug waarin het rund verder ver-werkt wordt. Vaak is dit een constructie van twee lange balken die - met inachtneming van enige onderlinge tussenruimte - door twee dwarsbalken zijn verbonden. In de zo tot stand gekomen rechthoekige ruimte past de rug van het dier: opzij vallen is door de steunende werking van de balken niet mogelijk. Ook andere middelen worden wel gebruikt om dit te bereiken: Zie afb. 7. [N 28, 39; monogr.]
II-1
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (L413p Helchteren)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
25426 |
slachthout |
trekbalk:
trɛkbalk (L413p Helchteren)
|
Het stuk hout waaraan het geslachte dier ter verdere verwerking wordt opgehangen. De semantische overeenkomst met "spanhout" is vrij groot, omdat het spanhout en het slachthout tegelijk de functie kunnen hebben het "dichtklappen" van het dier te voorkomen. Toch zijn beide begrippen in twee aparte lemmata verwerkt. Zie ook het lemma ''spanhout''. [N 28, 64; N 28, 66; N 5aII, 62b]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
slaag op zen gezicht (L413p Helchteren),
slaag op zen smoel (L413p Helchteren),
slaag op zijn moul (L413p Helchteren)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
25387 |
slagader inkorten |
hartader oversnijden:
hartōwar ø̄vǝrsnęjǝ (L413p Helchteren)
|
Als de keel van het rund is doorgesneden, kan een deel van het uitstromende bloed stollen. Door een stukje van de slagader af te snijden verwijdert men de prop stolsel die verder uitstromen van het bloed belemmert. [N 28, 37; Veldeke 10. 581: monogr.]
II-1
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L413p Helchteren),
slaks:
sleͅks (L413p Helchteren)
|
slak [Willems (1885)] || slak, alg. [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|