21534 |
spreuk |
spreuk:
spreuk (L413p Helchteren)
|
een spreuk [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
17818 |
springen |
springen:
springen (L413p Helchteren)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
springstier:
spre.ŋstī.r (L413p Helchteren)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprīnkhaan (L413p Helchteren)
|
sprinkhaan [Willems (1885)]
III-4-2
|
21545 |
sprookje |
vertelseltje:
vertelselke (L413p Helchteren),
vertelselken (L413p Helchteren)
|
hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
33266 |
spurrieschoof |
busseltje:
bøsǝlkǝ (L413p Helchteren)
|
Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f]
I-5
|
17819 |
staan |
staan:
staon (L413p Helchteren)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
bis:
bes (L413p Helchteren),
staart:
stert (L413p Helchteren),
sterte (L413p Helchteren),
stɛrt (L413p Helchteren)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9, III-4-2
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
stɛrtlē̜r (L413p Helchteren)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (L413p Helchteren)
|
stad [RND]
III-3-1
|