28377 |
stal |
stal:
sta.l (L413p Helchteren)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
stalband:
stalbant (L413p Helchteren),
stalketting:
stalkęteŋ (L413p Helchteren)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
34203 |
stalklauwen |
lange tenen:
lange tenen (L413p Helchteren)
|
Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13]
I-11
|
34028 |
stamboekkoe |
stamboekvee:
stambǫk˲vī (L413p Helchteren)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
34056 |
stamboekstier |
kweekstier:
kwikstīr (L413p Helchteren),
stamboekstier:
stambukstīr (L413p Helchteren)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
20677 |
stamppot |
stomp:
stoͅmp (L413p Helchteren),
(m.).
stomp (L413p Helchteren)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stambilt (L413p Helchteren)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
ich hem mijne paraplu inne staetie laoten staon (L413p Helchteren)
|
Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
steek (L413p Helchteren)
|
een steek (van een mes) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
27329 |
steel |
smakkesteel:
smakǝstēǝl (L413p Helchteren)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|