21254 |
varen |
varen:
oͅp zi vōͅrən (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren),
vārən (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
op zee varen [ZND A1 (1940sq)] || varen [ZND m]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vęrǝkǝ (L413p Helchteren),
vɛ.rǝkǝn (L413p Helchteren)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lypǝr (L413p Helchteren),
lęi̯pǝr (L413p Helchteren)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
opzetten:
opzetten (L413p Helchteren)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
25360 |
varkensfeest houden |
op penskermis komen:
ǫp pɛnskørǝmǝs kōmǝ (L413p Helchteren)
|
Het houden van een feest bij gelegenheid van het slachten van een varken. In dit lemma zijn ook woordtypen opgenomen die aanduiden dat er een borrel werd gedronken. [N 28, 4]
II-1
|
34319 |
varkenshaar |
varkenshaar:
vɛrkǝshǭr (L413p Helchteren)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (L413p Helchteren)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (L413p Helchteren)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅ.ltə veͅt (L413p Helchteren),
varkenvet:
vɛrəkəveͅt (L413p Helchteren)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
25385 |
vaste bloedmassa |
bloed:
blut (L413p Helchteren),
bloedvliezen:
blutvlīzǝ (L413p Helchteren),
vlīzǝ (L413p Helchteren)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|