33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (L413p Helchteren)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
chəvi:rt (L413p Helchteren)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
venn (L413p Helchteren),
vünnen (L413p Helchteren)
|
vinden [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
een vinger (L413p Helchteren),
viŋər (L413p Helchteren)
|
een vinger [znd A1 (1940sq)] || vinger [RND]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
lid:
leet van en vinger (L413p Helchteren)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
vink:
vink (L413p Helchteren)
|
vink [Willems (1885)]
III-4-1
|
19746 |
violier |
flier:
flier (L413p Helchteren),
violier:
flier (L413p Helchteren)
|
Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)]
I-7, III-2-1
|
22671 |
viool |
viool:
een viool (L413p Helchteren)
|
Viool. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
vigiletje:
vigeletteke (L413p Helchteren)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
ves (L413p Helchteren)
|
vis [Willems (1885)]
III-4-2
|