id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33141 | vleugels in de wanmolen | veren: vē̜.rǝ (Helchteren), vleugels: vlø̄.gǝls (Helchteren) | De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4 |
33986 | vliegennet | vliegenkleed: vligǝklit (Helchteren), vliegennet: vligǝnęt (Helchteren) | Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10 |
22375 | vlieger | pierlewindvogel: pierlewindvogel (Helchteren), / pierlewindvogel (Helchteren) | Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || vlieger [SND (2006)] III-3-2 |
24499 | vlier | klotsenhout: gecombineerd met ZND 8 055, idem klotsenhout (Helchteren) | vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3 |
24392 | vlinder | pepel: piepel (Helchteren), pipəl (Helchteren) | vlinder [ZND 16 (1934)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2 |
24396 | vlo (enk.) | vlo: vlôoi (Helchteren) | vlo, vlooi [Willems (1885)] III-4-2 |
24964 | vloed, hoogtij | vloed: vloed (Helchteren) | vloed [ZND A2 (1940sq)] III-4-4 |
33668 | vloeiweide | wetering: wētǝreŋ (Helchteren) | Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58] I-8 |
18217 | vod | vod: vod (Helchteren) | Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)] III-1-3 |
33229 | voederbieten | bieten: bitǝn (Helchteren), groene hals: grynǝn hals (Helchteren), rode hals: rōi̯ǝn hals (Helchteren) | Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5 |