20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
wijsvrouw (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
Hoe noemt men de (gediplomeerde) vrouw die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? (nld. vroedvrouw) [ZND 46 (1946)] || vroedvrouw [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
eerste mis:
de ierste mes (L413p Helchteren),
di:rtsə məs (L413p Helchteren)
|
Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
deͅ vroͅw (L413p Helchteren),
vro.uw (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
die vrouw [ZND A2 (1940sq)] || vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarsje:
vɛ̄ǝrskǝ (L413p Helchteren)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34062 |
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
vaars:
vērs (L413p Helchteren)
|
Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22]
I-11
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germ:
gɛrm (L413p Helchteren),
germpje:
gørmkǝ (L413p Helchteren)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gørm (L413p Helchteren),
gø̜rǝm (L413p Helchteren),
melkschaap:
mø̜.lǝksxōi̯ǝp (L413p Helchteren),
mɛlksxǭp (L413p Helchteren)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zō.x (L413p Helchteren),
zōx (L413p Helchteren)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
hen:
hen (L413p Helchteren)
|
Wijfje[sduif]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
hen:
hen (L413p Helchteren)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|