33366 |
drinkbak voor de koeien |
trog:
trōx (L413p Helchteren)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinken (L413p Helchteren)
|
drinken [Willems (1885)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L413p Helchteren),
glōͅs (L413p Helchteren),
pint:
pent (L413p Helchteren)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)], [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drinkbak:
dreŋbak (L413p Helchteren)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
33701 |
droge plekken in moeras |
horst:
hǫrst (L413p Helchteren)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
drogen:
drygǝ (L413p Helchteren)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drŭŭch (L413p Helchteren),
ps. omgespeld volgens IPA!
dry(3)̄x (L413p Helchteren)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
25129 |
droogte |
droogte:
droegt (L413p Helchteren)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros druiven:
tros droven (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
25133 |
druppel |
drup:
drøͅp (L413p Helchteren)
|
druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|